Archive for the ‘Diversen’ Category
‘Rozen voor de zwijnen is opnieuw zo’n inventief, uniek, kunstzinnig boek waar Van Lieshout een patent op lijkt te hebben’
Op Mappa Libri een heerlijke, uitgebreide bespreking van ‘Rozen voor de zwijnen’ door Jan Van Coillie. Hieronder staat de tekst, maar je kunt natuurlijk ook naar de site zelf gaan.
‘Hoe sleur je meteen je lezers een informatief boek binnen? ‘Dit is een van de raarste schilderijen die ik ooit heb gezien. Het is echt, en tegelijkertijd niet. Zeg dat wel. Er staan mensen op die druk bezig zijn, maar met heel andere dingen dan je gewoonlijk ziet.’ Zo dus: je plaatst je lezer in de rol van gesprekspartner of zo je wil van luisteraar. Dat ‘raarste schilderij’, dat is ‘De verkeerde wereld’ van Pieter Bruegel de Oude, zijn beroemde schilderij vol spreekwoorden uit 1559.
Het hele boek is opgesteld als een speels leergesprek tussen een leermeester, die uitleg geeft bij de afgebeelde spreekwoorden en een leergierige, enthousiaste én pientere leerling die voortdurend vragen stelt maar ook zelf antwoorden geeft of op details wijst. Die vraag-en-antwoord-vorm paste Ted Van Lieshout eerder al met succes toe in Wat is kunst?
De leermeester is een prima onderwijzer. Zijn uitleg is steeds helder en boeiend. Verhelderend werken de vele herkenbare voorbeelden die de oude spreekwoorden koppelen aan de leefwereld van de jonge lezers van vandaag. Neem ‘Een kaars voor de duivel branden’. Dat betekent
‘dat je slijmt of dat je goedpraat wat iemand anders fout heeft gedaan, omdat het in je voordeel is. Er is bijvoorbeeld een jongen in de klas die iedereen pest en toch pap je met hem aan omdat hij een paar vrienden mag uitnodigen voor een avond naar de film.’
Zijn uitleg blijft ook boeien, niet alleen door de links naar herkenbare situaties, maar ook door de vele kleurrijke en plastische spreekwoorden zelf. Neem ‘ze schijten uit hetzelfde gat’ bij de twee mannetjes die hun blote billen naar buiten steken:
‘Dat spreekwoord wil ik graag gaan gebruiken? Wanneer kan dat?
Je vraagt je moeder om meer zakgeld. Je moeder zegt: ‘Absoluut niet.’
Dan ga je naar je vader en je vraagt het aan hem. Hij zegt: ‘Als het van je moeder mag, mag het van mij ook.’
‘Het mag niet van haar.’
‘Dan van mij ook niet,’ zegt je vader. Op dat moment kun je roepen: ‘Jullie schijten uit hetzelfde gat!’
Leuk en herkenbaar, maar ook bruikbaar. Al op de openingspagina’s wijst de leermeester erop dat je spreekwoorden slim kunt inzetten, bijvoorbeeld als je niet meteen de juiste woorden vindt om te troosten, dan kun je zeggen: ‘Het komt wel weer goed, want na regen komt zonneschijn’. En bij ‘zijn huik naar de wind zetten’ luidt het: ‘Dat is het fijne van veel spreekwoorden. Je kunt iets kritisch zeggen, zonder dat er meteen een vervelende sfeer ontstaat.’ Tegelijk wijst de verteller er ook op dat uitdrukkingen soms onaardig kunnen zijn, bijvoorbeeld als ze vooroordelen bevatten of mensen met een handicap in een negatief daglicht plaatsen. Op het eind vat hij de kracht van spreekwoorden nog eens gebald samen. Ze ‘zijn leuk. En handig. En vaak heel mooi, beeldend en poëtisch.’
Dat mooie, beeldende en poëtische zet Van Lieshout geregeld in de verf. Het is niet verwonderlijk dat de leermeester – als alter ego van de dichter Van Lieshout het spreekwoord ‘Hij draagt de dag met manden uit’ het prachtigste vindt. Het is een klein stukje poëzie: ritmisch en klankrijk door alliteraties en klinkerrijm. Ook ‘Ledigheid is des duivels oorkussen’ is voor hem een spreekwoord ‘dat mooi en ouderwets klinkt’. Dat hij zijn eigen voorkeuren meegeeft, maakt de leermeester ook tot een gepassioneerd verteller. Je voelt dat hij een boontje heeft voor die oude wijsheden, meer nog, hij raakt er niet over uitgepraat. Vaak roept een spreekwoord dat op het schilderij wordt afgebeeld bij hem andere, verwante spreekwoorden op. ‘Met het hoofd tegen de muur lopen’ bijvoorbeeld, doet hem denken aan ‘van het kastje naar de muur gestuurd worden’ of ‘tegen een muur praten.’ Elders geeft hij een hele pagina spreekwoorden en uitdrukkingen met ‘kop’ erin. Zo doet hij op een speelse en enthousiaste manier aan taalverrijking.
De rasverteller Van Lieshout weet ook dat een goede onderwijzer veel variatie in zijn uitleg moet stoppen. Hij wisselt heel bekende spreekwoorden als ‘een oogje in het zeil houden’ of ‘de kruik gaat zo lang te water tot ze barst’ af met (bijna) compleet vergeten spreuken als ‘wie vuur eet, schijt vonken’ of ‘het ringetje van de deur kussen.’ En hij en zijn leerling vinden er ook zelf uit: ‘wie naar school gaat op zijn schaatsen, die komt veel te laat ter plaatse.’ Aan het eind van het boek prikkelt hij de fantasie van de lezers door ook hen uit te nodigen om zelf spreekwoorden te bedenken.
Variatie is er ook in de uitleg zelf. De verteller legt niet alleen uit wat de spreekwoorden betekenen, al dan niet door ze te verbinden met concrete situaties, maar weidt geregeld ook uit over de herkomst of de evolutie ervan. Zo leer je waar ‘bij de neus nemen’ vandaan komt en verneem je dat we voor ‘twee hoofden onder een kaproen’ tegenwoordig een ander spreekwoord gebruiken: ‘onder één hoedje spelen.’ Soms maakt hij ook interessante zijsprongen, bijvoorbeeld wanneer hij er op wijs dat spreekwoorden taalgebonden en dus vaak ook niet letterlijk te vertalen zijn.
Ten slotte deed Van Lieshout als een prima schoolmeester geen half werk en ging hij niet over een nacht ijs. Zoals in al zijn boeken is er een goed doordachte interactie tussen tekst en beeld. De kijker-lezer wordt actief betrokken bij het verhaal doordat zij of hij telkens het betreffende spreekwoord kan zoeken op de uitsnede uit het schilderij dat erbij afgedrukt wordt. Geregeld neemt van Lieshout ook andere schilderijen of prenten op waarop het spreekwoord afgebeeld wordt of een voorwerp of gebruik dat nu niet meer of nauwelijks nog bekend is zoals de rijksappel, de galg of het bakeren. Achteraan vermeldt hij de bronnen die hij daarvoor gebruikte en neemt hij twee lijsten op van de spreekwoorden, een genummerde waarbij de nummers verwijzen naar de vindplaatsen op het schilderij en een alfabetische, geordend op de kernwoorden, van ‘een aal bij de staart hebben’ tot ‘parels/rozen voor de zwijnen.’ Daardoor kun je elk spreekwoord gemakkelijk terug vinden, in woord en beeld.
Rozen voor de zwijnen is opnieuw zo’n inventief, uniek, kunstzinnig boek waar Van Lieshout een patent op lijkt te hebben. Om het met een kleine variatie op een citaat uit het boek te zeggen: ‘Ik ging helemaal uit mijn dak bij de manier waarop Ted van Lieshout in Rozen voor de zwijnen de pannen van het dak speelde. Ik wilde wel van de daken schreeuwen hoe geweldig ik het vond. En ik was niet de enige, want het dak ging eraf.’ Dit zijn parels, maar beslist niet voor de zwijnen.’
De Rotterdamse
Rotterdam heeft er weer iets moois bij gekregen. Vóór het Centraal Station is een reusachtig beeld van Thomas J. Price komen te staan dat prachtig mooi is, geestig, betekenisvol en stralend van eenvoud. Nu las ik in de krant een bozig artikel van iemand die het onzin vind dat er een standbeeld is geplaatst van iemand die niks gepresteerd heeft. Wat ontstellend flauw en wat ergerlijk getuigend van kunstzinnige armoede. Een beeld hóéft helemaal niet de functie te hebben van een standbeeld. Het gaat hier, bij mijn weten, niet expliciet om een standbeeld van of voor iemand, maar om een indrukwekkend, fraai beeld in de openbare ruimte. Het stelt een zwarte Rotterdamse voor, stel ik mij voor, en daarin is het meer dan geslaagd. Ik weet eigenlijk niet wat voor meer uitleg het nodig heeft. Hadden wij in Amsterdam maar zo’n beeld op het Stationsplein staan.
Presentatie ‘Mateloos verlangen’ aanstaande maandag!
Op maandag 5 juni 2023 vanaf 16:30 uur wordt in de Theaterzaal van de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA), Amsterdam, bij het Centraal Station, de nieuwe bloemlezing Mateloos verlangen (XSAGA, 2023) gepresenteerd aan het publiek. Dit boek met gloednieuwe poëzie rond de thema’s diversiteit en liefde is samengesteld onder redactie van Splinter Chabot en Patrick Roubroeks. Er staat ook een gedicht van mij in en ik lees dat maandag voor. Dolly Bellefleur zingt een lied. Wees welkom!
‘Rozen voor de zwijnen is een boek waar iedereen heel lang plezier van kan hebben. Eigenlijk is zo’n boek een must op basisscholen. Misschien ook in het voortgezet onderwijs? Een originele invalshoek voor kunstlessen?’
Een fijne bespreking op Bazarow van ‘Rozen voor de Zwijnen’ door Rita Pontororing:
[Recensie] Neem het kunstwerk van Pieter Bruegel uit 1559 ‘De omgekeerde wereld’, voeg daar kunstkenner Ted van Lieshout aan toe en voilà we krijgen Rozen voor de zwijnen. De minstens 100 spreekwoorden van Bruegel.
Wind
Van Lieshout weet als kunstkenner maar ook als verteller saaie spreekwoorden en gezegdes op te tillen tot zeer interessant en leuk. Hij vertelt bij elk spreekwoord waar het van origine vandaan komt èn hij laat een detail uit het werk van Bruegel zien, dat bij het spreekwoord hoort. Of een afgeleide daarvan.
Een voorbeeld. Van Lieshout begint met het spreekwoord “zijn huik naar de wind hangen”, vertelt wat een huik is, laat dat in het kunstwerk zien, trekt dat door naar “zo de wind waait, waait zijn jasje”, en vergelijkt dat “met alle winden meewaaien”. Dan belandt hij bij de aanhang van Ajax, Feyenoord en PSV. Hij prikkelt. Hij vertelt dat het fijne van spreekwoorden is dat je kritisch kunt zijn zonder dat er een vervelende sfeer ontstaat.
Klinkt plausibel, maar of dat zo werkt als een aanhanger van de ene club een ander ontmoet? Wat dit voorbeeld wel laat zien, is dat het een heel ‘breed’ boek is. Dit fragment kun je als opvoeder of leerkracht een haakje geven om te praten over de houding van voetbalsupporters ten opzichte van elkaar.
Nieuwsgierig?
Bovenstaand voorbeeld maakt misschien nieuwsgierig om de uitleg van Van Lieshout in zijn boek te lezen. Doen! En natuurlijk de uitleg over de zovele spreekwoorden in dit boek.
Nieuwsgierig is ook een figurant die Van Lieshout met vragen bestookt. Op deze manier heeft het boek een vraag en antwoord systeem dat gemakkelijk leest.
Meer dan een jeugdboek
Alhoewel Rozen voor de zwijnen ingedeeld is in de categorie Jeugdboeken, zullen volwassenen er ook veel plezier aan beleven. Denk aan kunstliefhebbers die zo het werk van Bruegel tot in details leren kennen. Denk aan al die spreekwoorden waarvan we de herkomst kunnen navertellen.
Achterin het boek staan alle besproken spreekwoorden, op alfabetische volgorde waarvan je als trefwoord het belangrijkste woord moet bepalen. Een willekeurig voorbeeld: “In het land der blinden is eenoog koning”. Zoek op blinden.
Rozen voor de zwijnen is een boek waar iedereen heel lang plezier van kan hebben. Eigenlijk is zo’n boek een must op basisscholen. Misschien ook in het voortgezet onderwijs? Een originele invalshoek voor kunstlessen?
‘White Balls on Walls’: kijken!
Vanavond is op NPO2 de documentaire ‘White Balls on Walls’ te zien, van Sarah Vos, over het beleid in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Ik heb de film al gezien omdat hij online staat en ik raad hem van ganser harte aan.
Wie zich verheugen, ergeren of opwinden wil, kan bij de film prima terecht; wie de moeite neemt om zo nu en dan te denken aan de tweede klas van juf Ank uit de Luizenmoeder, heeft er een heerlijke parodie aan, waarin vleugellamme volwassenen zich ietwat ongemakkelijk maar gedwee laten heropvoeden in iets wat weg heeft van een creatieve werkplaats voor de elite.
Het is een geweldige film waarin men zich het zwijgen opgelegd of misplaatst lijkt te voelen, getuige onder meer twee scènes waarin heren, zich bewust van de camera, zichzelf lacherig reprimandes geven omdat er geen dame bij is, terwijl in een andere scène vrijwel uitsluitend dames zitten die allemaal kijken of ze bang zijn dat ze zullen worden aangewezen om een spreekbeurt te houden. Doorheen de hele film zijn het ongemak en de angst voelbaar van een systeem dat op de een of andere manier in de houdgreep genomen is: wie zich niet gedraagt zoals gewenst is, draagt bij aan de kans dat er gekort wordt op het budget.
De film is ook de tragedie van kwetsbare mensen die aan elkaar verbonden zijn doordat hun gezamenlijke passie kunst is, maar elkaar niet kunnen bereiken omdat politieke motieven in hun midden zijn komen te staan die splijten in plaats van verbinden, en niemand durft dat hardop te zeggen, omdat iedereen zijn best aan het doen is om het te laten slagen. Het ongemak van het zwijgen en het zeggen wat wenselijk is, lopen als een rode draad door de film heen en dat maakt de film pijnlijk en tegelijkertijd ook teder.
Kunst als esthetische waarde is vervangen door kunst als ethische waarde, als ik de directeur zo mag parafraseren. Het prachtige en wenselijke doel van meer diversiteit en inclusie lijkt daarmee voorbijgeschoten; de bedoeling is dat iedereen zich welkom voelt in het museum, maar kunst lijkt elitairder dan ooit.
P.S. Vergeet niet te blijven zitten tijdens de aftiteling. Die krijgt als beloning een snoepje.
l’art pour l’art: koloniale visie?
Een passage in de VPRO-gids is bij mij niet goed gevallen. In ‘De kunst van diversiteit’ staat: ‘Tegenstanders van ingrijpend diversiteitsbeleid houden het l’art pour l’art-ideaal aan en betogen dat kunst niet in dienst zou moeten staan van emancipatie.’ Hier zijn twee dingen samengetrokken die wat mij betreft niet op één hoop gegooid hadden mogen worden, maar de geïnterviewde, Aspha Bijnaar, directeur van de Stichting Musea Bekennen Kleur, gaat er vol op in en zegt: ‘Dat is een ouderwetse, koloniale visie op wat kunst zou moeten zijn’.
Ik ben vóór diversiteit in de kunst en hoewel ik vind dat kunst niet in dienst hoeft te staan van emancipatie, denk ik dat kunst bijna per definitie emanciperend is. Maar dat l’art pour l’art in verband wordt gebracht met een koloniale visie, ervoer ik als een klap in het gezicht. Ik probeer al een paar dagen om de dingen te scheiden en de nuancering te zoeken in zowel de vraag als het antwoord, maar ik blijf me gekwetst voelen. Ik zeg tegen mezelf: Bijnaar heeft gereageerd op ‘Tegenstanders van ingrijpend diversiteitsbeleid … betogen dat kunst niet in dienst zou moeten staan van emancipatie.’ Maar er staat toch echt ‘l’art pour l’art’ in de vraag waar ze niet zo maar overheen gestapt kan zijn.
Wat is l’art pour l’art ook alweer? Kortweg: kunst-om-de-kunst. Maar wie een uitgebreidere definitie* wil, kan onderaan dit stukje kijken naar wat ik van Wikipedia heb gehaald.
En ook maar eens definiëren wat kolonialisme is; dit komt van internet: “het bezetten en uitbuiten van (overzeese) gebieden door vestiging van de overheerser. Politieke overheersing, sociale en economische uitbuiting van de lokale bevolking staan hierbij centraal.”
Ik beschouw mijzelf als een kunstenaar die creativiteit aanwendt om dingen te maken die origineel, mooi, interessant of diep zijn, die schuren, nuances aanbrengen en onderscheidend zijn, los en vrij van politiek en religie, maar wel bewust van maatschappelijke en morele opvattingen. Ik doe dat in mijn eentje, als individu, en voor zover mogelijk vrij en onafhankelijk, al ben ik wel enigszins gebonden aan wensen en voorwaarden van opdrachtgevers als uitgeverijen en omroepen, omdat die mijn werk verveelvuldigen en dat kunnen weigeren.
Ik snap heus wel dat Bijnaar wil provoceren, dus ik probeer er niet zo zwaar aan te tillen, maar toch trek ik het me aan dat haar uitspraak de suggestie wekt dat mensen voor wie kunst-om-de-kunst belangrijk is, zoals ik dus, uitbuiters zijn. Dat kunstenaars die zich inzetten voor het kunst-om-de-kunst-principe niet integer zijn, maar in feite beschikken over een koloniale visie.
In het interview is iemand aan het woord die aangeeft niet in mensen te denken, maar in systemen. Ik vraag me af of zo iemand zich kan thuisvoelen in de kunsten, want kunst is bij uitstek de uitingsvorm van individuele mensen, die over het algemeen zich op creatieve wijze bloot geven, kwetsbaar zijn en proberen om kunst te maken omwille van de schoonheid of de betekenis ervan.
===
*Wikipedia zegt over l’art pour l’art: ‘Het is een kunstopvatting die stelt dat de enige doelstelling van kunst intrinsiek is. Een kunstwerk komt autonoom tot stand en heeft geen morele, didactische of utilitaristische functie. De kunstenaar kent zichzelf geen andere drijfveren toe dan het scheppen van een kunstwerk. Hiermee nauw verbonden is het estheticisme, dat inhoudt dat de kunstenaar als enig doel heeft het scheppen van schoonheid.
Ook als maatstaf in de beoordeling van kunst werd het principe “L’art pour l’art” toegepast. Het is formalistisch van aard, dat wil zeggen dat het kunstwerk moet worden beoordeeld op grond van kwaliteiten die in het werk aanwezig zijn, bijvoorbeeld technische aspecten. Hierdoor komt het kunstwerk op zichzelf te staan, los van een expressief geladen input van de kunstenaar, of van betekenis naar de toeschouwer, het wordt als autonoom bekeken.’
Muggemietjemepper
De zoon van Marian Tjaden had een slim idee. Hij heeft mijn boek ‘De gemene moord op Muggemietje’ ingezet als daadwerkelijke muggemietjemepper. De muggen die ermee gemept zijn, zijn met plakband blijvend op de muggemietjemepper bevestigd, in de veronderstelling dat het boek op enig moment van onschatbare verzamelwaarde zal zijn. Briljant!

Zwarte olijven
Ik ben een lul, een zak, een slappe hap. Ik dacht dat ik niet te bedotten was, maar ik ben er toch ingetuind. Ik had ergens gelezen of in een consumentenprogramma gehoord dat als je zwarte olijven wilt, ze een beetje rimpelachtig moeten zijn, omdat ze dan rijp zijn. Zijn ze glad, dan zijn ze onrijp en als ze dan toch zwart zijn, zijn het zwart geverfde groene olijven.
Dus ik koop al enkele jaren zwarte rimpelige olijven. Ze heten Marokkaanse gedroogde olijven, en ik snapte ergens wel dat dat rimpelige kwam door het drogen, maar waarom zou je onrijpe olijven drogen, dacht ik.
Dus ik kocht weer een bakje en kwam dit tegen: een olijfblaadje. Diepzwart. Nou, ik weet wel dat olijvenbomen groen loof hebben, dus dat blaadje was meegeverfd met de olijven!
Ik wil bij dezen mijn excuses aanbieden aan alle lezers van mijn berichten die er klakkeloos en zonder aarzeling op vertrouwden dat ze altijd bij mij terecht kunnen voor de waarheid. Deze ene keer niet en ik geef het deemoedig en ruiterlijk toe.
Rozen voor de zwijnen: ‘fantastisch fraai uitgevoerd boek’
Leuke bespreking van ‘Rozen voor de zwijnen’ in Indeboekenkast.com. Sandra Hutchison schrijft:
‘In het kunst-prentenboek Rozen voor de zwijnen neemt Ted van Lieshout het schilderij De verkeerde wereld onder de loep. Dit schilderij werd in het jaar 1559 gemaakt door de beroemde schilder Pieter Breugel. In dit eigenaardige kunstwerk worden heel veel spreekwoorden uitgebeeld. En alhoewel 1559 al heel lang geleden is, gebruiken we een flink aantal van deze spreekwoorden nog steeds. Andere waren (haast) vergeten, maar komen door de bespreking in dit boek weer tot leven.
Rozen voor de zwijnen is een fantastisch fraai uitgevoerd boek waar jong en oud veel plezier aan zullen beleven. Naast alle spreekwoorden die besproken worden, zul je merken dat er nog veel meer wetenswaardigheden in het boek te vinden zijn.
Theo van Lieshout gaat in het boek als het ware in gesprek met een (fictief) persoon die vragen stelt waar hij dan vervolgens op ingaat. Hierdoor leest het boek gemakkelijker weg en is het een stuk minder saai voor jonge lezers dan wanneer hij aan één stuk over het schilderij zou vertellen.
Achterin het boek vind je een index met alle spreekwoorden, waarnaast nogmaals het schilderij is afgebeeld met de spreekwoorden genummerd. Wil je het schilderij in het echt bekijken? Dat kan, daarvoor zul je dan wel af moeten reizen naar Berlijn.
Het is een uniek boek geworden dat zeer goed in elkaar steekt en waar vermoedelijk veel liefde en aandacht aan besteed is. Rozen voor de zwijnen is leerzaam, fascinerend en op zichzelf een kunstwerkje om op je gemak eens te lezen en daarna nog vaak te herlezen. Het laat zien hoeveel een schilderij ons kan vertellen en het is een fijn naslagwerk voor wie van spreekwoorden, taal en kunst houdt. Een intrigerend boek (en schilderij)!’
Groot formaat op de schutbladen
Enkele mensen lieten weten het jammer te vinden dat er geen uitklapposter zit in ‘Rozen voor de zwijnen’. We hebben dat niet gedaan omdat het ons zo’n gedoe leek dat je steeds in de weer moet met een uitklapplaat. Daarom hebben we op de voorste schutbladen de bovenste helft van het schilderij gezet en op de achterste de onderkant. Zo kun je toch naar het schilderij kijken op groot formaat, zonder dat je hoeft te hannesen met het boek.
Krimp
Op de witte muur bij mijn moeder (bijna 91) staan streepjes van hoe groot de achterkleinkinderen aan het worden zijn.
Mijn moeder, mijn zus en ik lunchen gezellig met zijn drietjes en ik zeg tegen mijn zus (68) dat mijn moeder denkt dat ze nog steeds 1.70 meter lang is, terwijl ze een stuk kleiner is dan ik en ik onlangs tot de huiveringwekkende ontdekking kwam dat ik nog maar 1.68 meet in plaats van 1.70.
Mijn zus wil onmiddellijk gemeten worden en zij blijkt, tot haar verbijstering, gekrompen tot 1.66. Mijn moeder wil ook gemeten worden. Ze schopt haar schoenen uit en gaat tegen de muur staan. Ik zeg dat ik zo wel kan zien dat ze onder de 1.60 is gezakt, maar ze blijkt toch twee centimeter langer te zijn en kijkt er trots bij.
We zouden met potlood streepjes op de muur kunnen zetten om in het vervolg bij te houden hoe we krimpen, maar we zien er de zin niet van in. We weten ook zonder streepjes op de muur wel dat we langzaam aan het verdwijnen zijn. Dat we er nog zijn, dáár gaat het om.